Tot de leeftijd van zes maanden heeft je baby niets anders nodig dan borstvoeding en flesvoeding. In de borstvoeding of flesvoeding (kunstvoeding) zitten alle voedingsstoffen die een baby nodig heeft. Vanaf zes maanden vervang je stap voor stap de borstvoeding of flesvoeding voor echte maaltijden. Rond zijn eerste verjaardag eet je baby met de pot mee.
In de periode van vier tot zes maanden kun je beginnen met het geven van een paar kleine eerste hapjes: de oefenhapjes. Het is belangrijk dat je kind rechtop zit en goed kan slikken. Geef bijvoorbeeld een lepeltje heel fijn geprakte groente of fruit. Begin een of twee keer per dag met drie tot vier lepeltjes.
Je kunt pap maken van warme opvolgmelk. Het is het beste om te beginnen met fijnere soorten pap, zoals meel of bloem van rijst, haver of spelt. Daarna kun je langzaam overstappen op pap van havermout of tarwe en de grovere soorten. Het is beter om de pap te geven met een lepel in plaats van een fles. Je baby leert hierdoor kauwen en slikken.
Je kunt pap ook met moedermelk maken. Maar dan blijft de pap dun. Dat komt door een enzym in de moedermelk.
Wil je je baby pap van rijstebloem geven? Doe dit dan liever niet elk dag. Wissel eens af met pap van andere granen. In rijstproducten kan relatief veel arseen zitten. Als je baby daar langere tijd te veel van binnenkrijgt, kan dat schadelijk zijn voor de gezondheid van je baby.
Vanaf zeven maanden kun je langzaam beginnen de borstvoeding of flesvoeding te vervangen door bijvoeding. Je kunt je baby nu ook een broodkorst geven. Zo leert je kind kauwen, ook als het nog geen tanden en kiezen heeft. Je baby bijt en sabbelt met de kaken. Dat is goed voor de mondspieren. Verder ga je gewoon door met de kleine oefenhapjes, alleen prak je ze nu iets minder fijn.
Je kunt een klein stukje brood besmeren met margarine. Je hoeft nog niet meteen beleg te geven, maar het kan wel. Geef dan bijvoorbeeld geprakt fruit, (light) zuivelspread, roerbakei, notenpasta of ongezouten pindakaas.
Vanaf tien tot twaalf maanden leert je kind uit een beker drinken en leert het eten met een lepel. Je kind gaat nu echte maaltijden eten.
Een maaltijd is bijvoorbeeld een groentehapje met aardappel, rijst, pasta en een beetje vlees of vis.
Het is beter om je baby tussendoor niet te veel te laten eten. Je kind moet genoeg eetlust overhouden voor de gewone maaltijden. Als je iets tussendoor geeft, doe dat dan op een vast moment en geef een kleine hoeveelheid. Zo leert je kind dat het alleen op die tijden iets krijgt.
Gezonde tussendoortjes zijn bijvoorbeeld fruit of rozijntjes. Maar denk ook eens aan doorgesneden kleine tomaatjes, een wortel of stukjes komkommer.
Heb je problemen bij het voeden van je baby? Of heb je vragen over voeding? Ga dan naar het consultatiebureau of je huisarts.
Stichting Opvoeden.nl zorgt er met ouders en deskundigen uit de wetenschap en praktijk voor dat deze informatie betrouwbaar en actueel blijft.